De Engelsen praten over deze overgang als ‘going to the dark side’ en dat is geen compliment. Afgezien van imago -daar moet je dus maling aan willen hebben- komen er in de praktijk van zeilers op den duur een aantal zaken naar voren die die overgang het overwegen waard maken. Wellicht zijn o.a. deze herkenbaar:
* Gezien het weer en de beschikbare tijd niet erg ver komen in de vakantie, ook niet als je een fors deel op de motor vaart,
* Onvermijdelijk lang onderweg zijn bij slecht weer resulteert in een uitgeputte crew,
* Altijd scheef hangen,
* Het gevoel in een kelder te leven als je in de kajuit zit,
* Voor ieder kopje koffie af moeten dalen in de kajuit en weer omhoog komen,
* De energie die nodig is voor het hijsen, verstellen en opbergen van de zeilen.
* Altijd buiten sturen, ook als het weer dat bepaald geen pretje maakt.
* Beperkte toegang tot binnenvaarwegen door de hoogte van de mast.
Je kunt natuurlijk aan tussenvormen van zeilboten denken om een deel van deze punten op te lossen; catamarans, dek-salon, motorzeiler etc. Maar geen van deze oplossingen komt tegemoet aan alle hierboven genoemde punten.
TIP 1:
Een motorboot gaat bij waterverplaatsings-snelheid door de rompvorm rollen bij zeegang van opzij. Vanaf 3 Bf wordt dat al oncomfortabel. Een half-glijder of planerende boot heeft een andere rompvorm die iets minder gevoelig is voor rollen maar ook die gaan rollen bij waterverplaatsings-snelheid. Het rollen is bij dit type boten eenvoudig en relatief goedkoop te voorkomen door de snelheid van de boot wat op te voeren. Bij waterverplaatsers kan dat dus niet. Bij dat type boten kan het rollen ook verminderd worden door een steunzeil (ouderwets maar effectief, kom je niet vaak meer tegen) of een stabilisatiesysteem (gyro of vinnen) toe te passen. Voor een stabilisatiesysteem moet je wel flink in de buidel tasten.
TIP 2:
Een gemiddeld formaat waterverplaatsende motorboot (32-40 voet) heeft bij stevige, volgende, zeegang verminderd stuurvermogen door de verminderde werking van het roer. Een waterverplaatsende motorboot is onder die omstandigheden minder koersvast dan een zeilboot door de andere rompvorm. M.n. bij het invaren van zeegaten en havens kan dit bij slecht weer voor extra problemen zorgen. Bij een half-glijder maar zeker bij een planerende boot kun je de snelheid meestal zodanig opvoeren dat je sneller dan de golven vaart en geen last hebt van dit effect. Boten met Z- of Pod-drives hebben geen roer en sturen met de schroeven: die blijven het best bestuurbaar bij volgende zee.
TIP 3:
Een motorboot heeft een veel vlakkere kiel dan een normale zeilboot. Leuk om, net als platbodems, ondiep water te bevaren maar niet leuk als je koers wil houden bij lage snelheden. Bij het afmeren met wat wind van de zijkant wreekt zich het ontbreken van een diepstekende kiel: de boeg is het lichtste deel van de boot en wordt dan makkelijk weg geblazen door de wind, zeker bij de lichte aluminium of kunststof boten. Neem minimaal een boegschroef met voldoende (accu-) vermogen. Optimaal is twee motoren zonder roer ( Z-drive of Pods) mét een joysticksysteem: de kracht van die motoren is groter dan die van de boeg- of hekschroef, het is ook intuïtiever te gebruiken, het maakt niet zo'n herrie en de accu kan niet leeg. Er zijn ook oplossingen voor wat langere boten die bestaan uit een combinatie hiervan.
TIP 4:
Een motorboot heeft bij flinke zeegang last van van stampen en een snel varende motorboot van slaan op de golven. Je moet dan snelheid terug nemen om comfortabel te kunnen blijven varen. Het slaan op de golven kan beperkt worden door te kiezen voor een boeg met een diepe V-vorm. Dit gaat echter meestal ten koste van het interne volume van de boeg en de stabiliteit van de boot bij lage snelheden. Een tussenvorm is de boot die aan de achterkant een relatief vlakke en aan de voorkant een relatief scherpe romphoek heeft. Stampen kun je dan beperken door de boot te trimmen en daarmee een scherper deel van de boeg in het water te duwen. Bij Z-drives kan de aandrijving zelf getrimd worden maar alle snel varende boten die op open water varen hebben baat bij extra trimvlakken: kijk dus goed naar de trim mogelijkheden en bezuinig niet op een trimsysteem als je op zee wil varen. Een gemiddelde snel varende boot zal bij zeegang veroorzaakt door 4 Bf op de kop of zijkant nog met matige snelheid kunnen planeren maar daar boven zal voor half-glijden of waterverplaatsings-snelheid gekozen moeten worden....of nog beter: de haven. Het voordeel is dan wel dat je snel in die haven kunt zijn. Bovengemiddeld zeewaardige snelvarende boten, met een professioneel trimsysteem, kunnen dit wel tot windkracht 5 of 6 comfortabel volhouden. Constructief kunnen de meeste motorboten windkracht 8 aan (CE-B) maar de crew kan dat meestal niet aan.
TIP 5:
Zo economisch mogelijk varen doe je met een motorboot niet door een kleinere motor aan te schaffen of maar één motor in plaats van twee: dat maakt in diesel-verbruik nauwelijks uit. Wat wél uit maakt is de soort aandrijving: een Z-drive of Pod. Die hebben duidelijk minder weerstand in het water dan een traditionele schroef met as en roer. Dat scheelt rond de 20% in het verbruik. Bij waterverplaatsingssnelheid zullen alle typen motorboten niet veel meer verbruiken dan een zeilboot van vergelijkbare afmetingen/gewicht die op de motor vaart. Het gewicht en de trim c.q. gewichtsverdeling van de boot zijn erg bepalend voor het verbruik bij half-glijden of planeren. Half-glijders maken iedere oliemaatschappij blij: half glijdend varen 'zuipt’ diesel door de enorme waterweerstand. Bij het sneller, planerend, varen heb je veel minder watercontact, dus minder weerstand en dus minder verbruik. Dat kan een kwart tot een derde minder zijn dan het verbruik bij half-glijden. Bij planerende boten zijn naast het gewicht per m2 bodem de mate van V-rompvorm en de breedte-lengte verhouding heel bepalend voor het verbruik. Al met al zijn verbruikscijfers gebaseerd op testresultaten iets om goed te bestuderen voor de aankoop want het kan veel diesel besparen. Maar deze factoren zijn ook van invloed op de vaareigenschappen van de boot.
TIP 6:
Als je niet van plan bent ooit nog op zee te gaan varen vervallen een aantal van bovenstaande tips: een typisch Nederlandse stalen waterverplaatser komt dan ook in beeld. Kijk dan goed uit dat de (hoogte-) afmetingen van de boot je niet gaan beperken. Kijk op deze pagina om daar meer over te lezen. Let op welke reizende motorboten je op zee tegen komt en welke juist niet. De meeste motorboten zijn niet geschikt voor lange afstanden reizen in wisselende weersomstandigheden maar zijn primair entertainment platforms. Geschikt voor zeereizen zijn grote waterverplaatsers met een stabilisatiesysteem zoals de Sturrier of Nordhavn. Beter betaalbaar zijn de half-planerende Swift Trawlers van Beneteau (30 tot 64 voet). Geschikt voor zowel zee als binnenland, door hun beperkte hoogte, zijn b.v. Nimbus, Marex, Sargo, Botnia Targa. De ‘Gin-paleizen’ zoals Princess, Fairline, Prestige, Galeon etc. liggen wel vaak in zeehavens maar worden meestal alleen voor 'rondjes om de kerk’ gebruikt. Dat is ook het sterke punt van die boten, niet het reizen ermee. Veel bekende merken motorboten zul je echter zelden op zee of groot open water als Wadden of IJsselmeer tegen komen.