Certificaat van Onderzoek (CvO): wanneer nodig?
Gepubliceerd: 20 oktober 2025.
Als de boot wat langer is dan 15 meter maar minder dan 20 meter romplengte, dan kan het onderwatervolume een groot verschil maken voor de regels. Als het onderwatervolume namelijk meer is dan 100 m3 dan val je onder de Europese bouw- en uitrusting-regels voor de binnenvaart: het ES-TRIN, dus ook als de boot minder dan 20 meter romplengte heeft. Je hebt dan een Certificaat van Onderzoek (CvO) nodig. Alle zeehavens liggen formeel ook op binnenwater (BPR-gebied).
Wat is een CvO?
Het is een certificaat dat afgegeven wordt om te verklaren dat je boot aan de eisen van het ES-TRIN voldoet. Voor ‘pleziervaartuigen’ is (gelukkig) maar een klein deel van het ES-TRIN van toepassing. Als er een CE-certificaat op de boot zit is dat deel nog beperkter. Desondanks kunnen niet alle boten voldoen aan deze eisen zonder ingrijpende veranderingen. De boot moet bovendien af en toe herkeurd worden. Voor een pleziervaartuig heeft de CvO-plicht als zodanig geen gevolgen voor het vereiste vaarbewijs (kijk hier voor een overzicht).
Is een CvO te vermijden?
Het is begrijpelijk dat je een CvO wilt vermijden als dat enigszins kan: het is een hoeveelheid bureaucratisch gedoe waar de meeste mensen niet op zitten te wachten en het kost geld voor technische aanpassingen en inspectie kosten. Dit verhaal beperkt zich tot het gebruik van ‘pleziervaartuigen’. Daardoor valt de optie om de boot aan te merken als ‘zeeschip’ in de praktijk af. Een ‘zeeschip’ moet over een aantal IMO-certificaten en IMO-nummer beschikken en dat hebben plezierjachten van dit formaat over het algemeen niet. Voor incidentele trips op binnenwater kan IL&T onder voorwaarden een tijdelijke vrijstelling verlenen. Een CE-keur en zeebrief is dus niet voldoende.
Je bent CvO-plichtig als de boot die je op het oog hebt die een romplengte heeft van meer van 20 meter (let op: romplengte is niet hetzelfde als de totale lengte -LOA-). Als dit het geval is dan is er geen ontkomen aan een CvO omdat iedereen met een meetlat binnen vijf minuten de romplengte kan vaststellen, dus ook een toezichthouder.
Het venijn zit in een tweede bepaling. Als de romp korter is dan 20 meter dan mag die niet meer dan 100 m3 onderwater volume hebben. Het is dus meer dan 20 meter of meer dan 100 m3. Dit volume moet worden gemeten bij volledige belasting op zoet water. Dat kan spannend worden als je een zware, brede, boot hebt. Als je bijvoorbeeld ‘veilig’ denkt te zijn met een boot van b.v. L X B X D; 17.8 x 5.4 x 1,1 meter dan is dat niet het geval want die boot heeft een afgerond volume van 106 m3.
De 100 m3
Als je een boot wilt kopen die een ligplaats in Nederland of een Rijnvaartstaat/België heeft dan moet je bij twijfel aan de 100 m3 volume-eis, vooraf het onderwatervolume van de romp gaan vaststellen. Dat is simpel als het een gebruikte boot is waar een meetbrief van het Kadaster bij zit want daar staat het in.
Hoe bereken je die 100 m3 zelf?
De romplengte van de boot (dus zonder uitsteeksels als zwemplateau en anker) X de grootste breedte van de ‘beplating’ (dus zonder schuurlijsten etc.) X de diepte van de romp op zoet water bij volle belading (dat is met volle tanks en gewicht van personen, bagage, proviand en uitrusting zoals toegestaan volgens het afgegeven CE-certificaat) minus uitsteeksels (b.v. schroeven, kielvinnen, stabilisatievinnen). Klik hier om de precieze definitie na te kijken in het ‘ROSR'.
Let er op dat de dieptemaat niet hetzelfde is als de diepgang die botenbouwers standaard in de specificaties van de boot zetten (dit is vaak de diepgang bij gemiddelde belasting gemeten naar het diepste punt: een schroef, roer of skeg). Je kunt zelf gaan meten en de berekening maken maar verstandig is om er een deskundige bij te halen. Uiteindelijk is er maar één berekening geldig en dat is die van het kadaster vastgelegd in de meetbrief. Je bent niet verplicht om een kadasterregistratie te doen, een ICP kan ook, maar dan heb je geen ‘hard’ bewijs dat je boot onder de 100 m3 zit.
Eerste indicatie als je op zoek bent naar een boot: als je de volledige diepgang van de boot (dus met uitsteeksels, zoals opgegeven door de werf), romplengte en grootste breedte vermenigvuldigd en de uitkomst daarvan ruim onder de 100 m3 uitkomt dan is er geen aanleiding om verdere stappen te ondernemen. Zit het op het randje (lees: groter dan 90 m3) dan is het verstandig om er eerst een deskundige bij te halen voordat je de boot koopt en eventueel het kadaster laat komen voor het opmaken van een meetbrief.
Uit praktische ervaring blijkt dat niet alle bouwers/verkopers van (in principe) voor zeevaart bestemde boten op de hoogte zijn van de exacte CvO-eisen, met name niet hoe je de diepgang moet meten. Zij gaan uit van de standaard brochure maten (diepgang vaak gebaseerd op gemiddelde belasting), zijn niet op de hoogte van de 100 m3 regel, en zeggen al snel, zonder deugdelijke basis, dat er geen CvO vereist is. Ze willen je de boot immers graag verkopen.
Wie komt er nu achter?
De vraag die vaak gesteld wordt is: wie komt er nu achter dat ik met minder dan 20 meter romplengte toch over die 100 m3 heen ga? Zonder meetbrief kun je de gok nemen dat je nooit wordt gecontroleerd op de 100 m3 eis. Bij een routinecontrole zal men niet gauw de boot uit het water gaan hijsen om de diepgang vast te stellen bij volledige belading. Dat kan echter anders worden als je betrokken raakt bij een vaarongeval, zeker als blijkt dat het niet voldoen aan sommige ES-TRIN eisen heeft bijgedragen aan het ongeval. In dat geval gaat ook jouw verzekering er iets van vinden.
Wel certificeren
Je kunt ook kiezen om de boot te laten certificeren. Dan is het belangrijk om voor de koop vast te stellen of de boot wel kan voldoen aan de eisen die in het ES-TRIN staan en dat in een overeenkomst vast te leggen als ontbindende voorwaarde.
Als je op de link van het ES-TRIN klikt en het voorschrift opent dan zie je meer dan 500 pagina’s voorschrift. Dat is even schrikken. Voor pleziervaart is gelukkig alleen Hoofdstuk 26 van toepassing. Daarbij is het belangrijk een onderscheid te maken tussen boten die geen CE-keur hebben (art. 26.01 1e lid) en boten die dat wel hebben (art. 26.01 2e lid). Het verschil tussen die twee is dat de normen die in het CE-keur verwerkt zitten niet opnieuw getoetst hoeven te worden. Toetsing moet plaats vinden door een erkend bureau. Na nieuwbouw hoeft pas na 10 jaar een nieuwe toetsing plaats te vinden en daarna iedere zeven jaar. Dit is vastgelegd in het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn (ROSR per 1-12-2024). Ook moet het schip een ENI-nummer (Europa nummer) krijgen dat aangebracht moet worden op de romp. Voor historische schepen gelden weer andere regels.
Uiteindelijk bepaalt de keuring voor het CvO of aan de eisen voldaan is. Het is moeilijk om de vereiste zichtlijnen vanaf de stuurpositie en de hoek van de voorste ramen in het stuurhuis nog aan te passen na de bouw. Je kunt redelijk makkelijk zelf met een meetlint opmeten in de boot of aan die eisen tegemoetgekomen kan worden. Alle andere verplichte zaken kunnen zonder veel hakken en breken op of aan de boot gemaakt worden. Aanpassingen kosten wel geld dus houdt er rekening mee in je budget. Realiseer je ook dat CvO-certificering periodiek vernieuwd moeten worden, eisen mogelijk veranderen en ook dat kost behoorlijk wat geld.
CvO samengevat
Als je een boot van minder dan 20 meter romplengte koopt stel dan vast of je onder de CvO-verplichting (100 m3) valt en als je er onder valt kijk dan goed voordat je iets koopt of de boot ook gecertificeerd kan worden volgens de huidige regels zonder ingrijpende verbouwing of aanpassing.